Hoe dichter bij Dordt, hoe mooier het wordt

Een ontdekkende en confronterende preek, zo zou ik het nieuwe boek van ons gemeentelid, collega en broeder Gert van den Brink willen noemen. Achter dit boek zit de drive om het reformatorische goud van een dikke stoflaag te ontdoen. Er zit stuwkracht achter de geschreven woorden. Zijn analytische geest en heldere betoogtrant helpen om de lezer onze gereformeerde traditie (opnieuw) te ontdekken. Daarbij zijn de Dordtse Leerregels de bron. Zij verwoorden consistent en gestructureerd, inzichtelijk en redelijk de gereformeerde leer en bestrijden de remonstrantse leer. Dordt mogen we een ijkpunt noemen om te bepalen wat ‘rechtzinnig’ is. Zó functioneren de Dordtse Leerregels in dit boek. En dan ontkom je er niet aan om een fileermes te gebruiken om opvattingen die als ‘rechtzinnig’ te boek staan te ontleden. Dat gaat scherp en soms fel, heel betrokken, maar – ik aarzel niet om dat vanuit de persoonlijke omgang met Gert te zeggen – integer. Zó schrijven is genade, want ik ben ervan geschrokken hoe ad hominem (op de persoon gericht) sommige collega’s Gert behandeld hebben, hoe unfair en blamend er met een mededienaar van het Woord is omgegaan (bijv. 164). Zijn dit de uitwassen van de kerkelijke cancelcultuur, waar mensen levenslang brandwonden aan overhouden?

Gert zal zich om meer dan één reden door Luther aangesproken weten. Natuurlijk inhoudelijk – dit boek is daar een bewijs van. De citaten van Luther buitelen over elkaar heen. Je wordt ook getrakteerd op een prachtige preek over het onder-scheid tussen wet en evangelie (83). Maar ook zal hij zich persoonlijk aangesproken weten door de manier waarop er met Luther is omgegaan. Ook Luther is in zijn leven (soms met opzet) misverstaan en met pek en veren behandeld. Ik kan me voorstellen dat je je bij tijden dan zelfs identificeert met hem (bijv. 98). Luther werd gedreven door een passie voor het Evangelie, namelijk: verkondigen dat het Evangelie geen nieuwe wet is, dat Christus vrijmaakt van de dood, de zonde, de duivel, de hel en dat het geloof ons rechtvaardigt voor God. Diezelfde passie proef ik bij de auteur van dit boek. Luther redivivus! (Luther herleeft.)

Nu naar de inhoud. Ik stip slechts een paar zaken aan. Lees het boek vooral zelf!

”Hyperdordt. Belijden zonder te geloven” is de opvolger van ”Dordt zoals je Dordt niet kende”. In ”Dordt” is een pleidooi voor een onvoorwaardelijk aanbod te vinden; in ”Hyperdordt” vind je vooral een pleidooi tegen een ongereformeerde theologie waarin Christus een bedekte plaats heeft gekregen. Het vorige boek was als een steen in de kerkelijke vijver en zorgde voor behoorlijk wat beroering. Het laat zich denken dat ”Hyperdordt” minstens zoveel reactie zal oproepen. ”Hyperdordt” is namelijk een reactie op de reacties (met name uit de Gereformeerde Gemeenten) die Gert kreeg. Deze reacties bestempelt hij als hypercalvinistisch.

Het lijkt een binnenkerkelijke discussie: reacties in kerkbladen op de verschijning van een boek; voer voor theologen en geïnteresseerde gemeenteleden. Het betreft een geding. Het geding om genade, om Christus, om de Geest. De term ‘hyper-calvinisme’ zal niet bij ieder bekend zijn. Wat betekent die term? Charles Haddon Spurgeon, die in zijn leven veel te maken kreeg met hypercalvinisten, vatte het zo samen: een verregaande overdrijving van bepaalde calvinistische grondposities (bijvoorbeeld de uitverkiezing), met als gevolg dat de onvoorwaardelijke Christusprediking onder zware druk komt te staan.

Gert vat zijn theologische zorgen samen in een basisgedachte over de systematisering van de heilsweg, zoals hij die in dit boek bestrijdt: als God een mens bekeert, gaat hij niet in Jezus Christus geloven, maar in zijn ellende en verlorenheid (10). Daaronder zit een groot probleem: de heerlijkheid van Christus staat op het spel. Dan gaat het inderdaad niet om een discussie in de marge, maar om de kern van het Evangelie. Niet om accentverschillen, maar om cruciale dwalingen. Het gaat over het aanbod van genade, over de zekerheid van het geloof, over Gods liefdevolle nodiging tot het heil.

Ik hoor als predikant bij diegenen die (Goddank!) vanwege mijn hervormde achtergrond grotendeels onbekend zijn met de problematiek die Van den Brink aansnijdt (30). Echter, in de gemeente kom ik het wel tegen en uiteraard ook in de bredere gereformeerde gezindte. De last van een prediking met een voorwaardelijk aanbod van genade, waarin Christus bedekt verkondigd wordt, waarin de nodiging om te komen tot Christus terughoudend en zwak is, waarin de schuld van het ongeloof niet aan de kaak wordt gesteld – deze last is groot! De karakteristieke nadruk op de ‘noodzaak van wedergeboorte’ en het ‘krijgen van een nieuw hart’ is typerend voor tal van reformatorische preken. In die preken wordt de gemeente vooral opgeroepen om te bidden om ontdekkend licht in plaats dat Christus en Zijn verlossing ruimhartig en zonder onderscheid aan zondaren worden aangeboden. Het is de prediking die ds. C. Harinck noodzaakte tot het schrijven van ”Om het hart van het evangelie” (1994). In dat boek greep Harinck terug op de zogenaamde Marrow Controversy, een dogmatische strijd rond 1720, waarin de onvoorwaardelijke aanbieding van het Evangelie op het spel stond. Hij laat in zijn boek zien hoe mannen als de gebroeders Ralph en Ebenezer Erskine ruim en helder Christus aanboden.

Gert gaat ook terug in de geschiedenis en verwijst in zijn boek steeds naar de Dordtse Leerregels, een specimen (voorbeeld) van gereformeerde theologie. Tegelijk geven deze Leerregels ook de grenzen van de gereformeerde theologie aan. In een treffend beeld: „Belijdenisgeschriften zijn als de muren van een gebouw; ze vormen de scheidslijn tussen wat binnen en wat buiten is, maar creëren meteen ook de ruimte om te wonen” (104). Een treffend voorbeeld van die ruimte is hoofdstuk 8, waarin Gert ad fontes (naar de bronnen) gaat en laat zien dat er bij de Dordtse Synode verschil van inzicht was over de vraag hoever de verzoening van Christus zich uitstrekt.

Wie de zorgvuldige verwoording van de Dordtse Leerregels inzake de verkiezing (DL 1) leest, merkt op dat de opstellers een middenweg kiezen tussen het remonstrantisme en het hypercalvinisme. Gert toont – in een repliek op de artikelenserie in De Saambinder – heel terzake aan dat nergens het hypercalvinisme zo nadrukkelijk de kop opsteekt als in het spreken over de uitverkiezing (zie hoofdstuk 7). In datzelfde hoofdstuk worden de stoelpoten onder het hypercalvinisme weggezaagd door aan te tonen dat Gods eeuwige raad in de tijd wordt uitgewerkt, dat God middelen gebruikt om tot het geloof in Christus te brengen, dat het onderscheid tussen uit- en inwendige roeping weliswaar legitiem is, maar dat dit niet ten koste mag gaan van een onderwaardering van de uitwendige roeping en de verkondiging van het Evangelie. Dan komen wij in dopers drijfzand, waarbij Romeinen 10:17 niet meer functioneert. Dan is de verkondiging van het Evangelie hooguit een mogelijk ‘opstapje’ voor de Heilige Geest om in de harten van de hoorders te werken, maar geen middel waardoor wij mogen weten dat Hij geestelijk leven geeft (DL V.14).

Over de relatie tussen wedergeboorte en geloof schrijft Gert in hoofdstuk 9. Hier legt hij uiteen hoe de Dordtse Leerregels weergeven dat de Heilige Geest de wedergeboorte werkt door de verkondiging van het Evangelie. De confrontatie met de ”leeruitspraken van 1931” en de van kracht zijnde theologie van de Gereformeerde Gemeenten is heftig. Tegelijk zien we in dit hoofdstuk misschien wel de meest scherpe illustratie van de effecten van ‘belijden zonder te geloven’ (de ondertitel van het boek). Een contradictio in terminis (innerlijke tegenstrijdigheid), althans volgens Dordt. Door wedergeboorte en geloof van elkaar los te koppelen, ontstaan er hypercalvinistische ideeën, zoals: wedergeboorte is nog geen geloof in Christus, wedergeboorte begint met ellendekennis. Wie deze gedachten naast DL III/IV.1 legt, ontdekt tot zijn schrik dat en hoe het gereformeerde goud kan verduisteren!

In het slothoofdstuk (10) gaat Gert in op het thema geloofszekerheid (DL V). Luther schreef: we moeten dagelijks meer en meer vechten om vanuit onzekerheid tot zekerheid te komen. Twijfel aan Gods genade is geen kenmerk van het ware, maar een blamage van Christus. Het ‘even genoten, zo weer toegesloten’ is geen theologie van Dordt en komt ook niet uit de Bijbel op. Zekerheid is niet het summum (hoogtepunt) van het geloof, voorbehouden aan de geestelijke elite van christenen, maar zekerheid behoort tot het wezen van het geloof. De zekerheid van het geloof behoorde ook tot het hart van de Reformatie. Dit zou het centrum van de evangelieprediking van iedere dienaar van het Woord moeten stempelen. Dan zijn we gereformeerd te noemen.

Ik heb dit boek gelezen als een aansporing om als prediker van het evangelie, de „verbijsterende ruimhartigheid van Gods vergevende barmhartigheid” te verkondigen (20). Op ons rust de dure plicht om de sleutels van het hemelrijk te hanteren. De liefde van Christus dringt daartoe! De verkondiging van het Evangelie moet stem krijgen en alle ongeloof moet als zonde aan de kaak worden gesteld.

Een vitale traditie oefent zich in zelfkritiek. De gereformeerde traditie is en blijft vitaal wanneer ze zich eerlijk durft te spiegelen aan haar bronnen. Gereformeerd ben je niet (het is geen status om mee te dwepen), dat moet je steeds weer worden. Het boek zal best wat stof doen opwaaien, maar dat is het doel van een bezem. Tot slot: Luther voerde godsdienstgesprekken met hen met wie hij van mening verschilde. Zou dat in deze tijd nog mogelijk zijn? Aan het eind van het boek lijkt Gert daartoe uit te nodigen. Wie van de critici pakt de handschoen op? Ik wens dit boek geen zuur onthaal, maar een goede ontvangst toe. En in plaats van artikelenseries en reactionaire lezingen is het vruchtbaarder om het gesprek te zoeken. Dat zou toch wat zijn: er dan kerkbreed achter te komen: ”hoe dichter bij Dordt, hoe mooier het wordt”!

Ds. A.A.F. van de Weg, predikant van de hersteld hervormde gemeente in Apeldoorn.

Bron: Bulletin HHG Apeldoorn, jaargang 19, nr. 17



Eén reactie op “Hoe dichter bij Dordt, hoe mooier het wordt”

  1. […] 8 januari 2024: Predikant (HHK) en promovendus ds. A.A.F. van de Weg bespreekt voor CVandaag het onlangs verschenen boek ‘Hyperdordt’ van dr. Gert van den Brink. Volgens Van de Weg helpen ‘de analytische geest en heldere betoogtrant’ van de auteur de lezer om ‘onze gereformeerde traditie (opnieuw) te ontdekken’.28 Hendrik Jan van der Heiden heeft deze recensie ook opgenomen op zijn website. De recensie is (eerder?) verschenen in het Bulletin van de Hersteld Hervormde Gemeente te Apeldoorn, jaargang 19, nummer 17.29 […]

    Like

Plaats een reactie