Met de beloften leven (3)

Wie eerst zeker wil zijn van zijn verkiezing en dan pas de belofte wil geloven, komt in een verkeerde draaikolk. Zoek je zaligheid niet in de verkiezing, maar in het Kruis van Christus.

Maar nu rust de belofte voor haar vervulling geheel op genade. ‘Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij’(Rom. 4:16).

Wanneer we kijken naar onze eigen waardigheid, geschiktheid en verdiensten, dan verbleekt het karakter van de beloften. ‘Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de belofte’(Gal. 3:18). De beloofde genade wordt nooit door ons verdiend.

‘Ik zal u een nieuw hart geven’ opent een deur van hoop voor mensen die niets bezitten, om zich bij God te melden. De Bijbel zegt tegen ons: ‘O allen die dorst hebben, komt tot de wateren, en jij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld, en zonder prijs wijn en melk’ (Jesaja 55:1).

De Bijbelse leer dat de beloften van pure genade is bijzonder bemoedigend voor allen die God nog niet kennen. Bij God is er veel genade en verlossing. Een ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben (Joh. 3:16).

De wet van verdienste veroordeelt u tot de eeuwige dood. Maar de belofte van genade opent voor u een deur van hoop.

Als er geen beloften van genade en welkom voor mensen die God hebben verlaten, dan zou er voor niemand hoop zijn. Want wat is hoop anders dan de verwachting dat God geven zal wat Hij in Zijn beloften belooft?

Hoewel wij niets kunnen eisen op grond van recht en verdienste, mogen we alles van God begeren en verwachten op grond van Zijn belofte.

Geen onwaardigheid of ongeschiktheid, in welke vorm dan ook, zou ons moeten hinderen om te hopen op Gods beloften. In plaats dat onze onwaardigheid en zondigheid ons diskwalificeren voor Gods beloften, kwalificeren zij ons.

Want God heeft Zijn beloften niet gedaan aan hen die Zijn genade verdienen, maar aan hen die Zijn genade nodig hebben. De Heere belooft: ‘Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen’(Ps. 81:11).

Iedere zondaar mag tot God gaan en begeren wat hem of haar ontbreekt. God is het ‘Die mildelijk geeft en niet verwijt’ (Jak. 1:5).

De apostel : ‘Zo is het dan niet voor degenen die wil, noch degenen die loopt, maar van de onferming van God.’ (Rom. 9:16).



Plaats een reactie